Louise Bourgeois-Een hand die zwaait uit het dak

Louise Bourgeois heeft veel werken met handen. Kunstenares Charlotte Beaudry verwees al naar haar prachtige The Welcoming Hands (1996) in de Tuilerieën in Parijs in een HAUTLESMAINS-interview. Vaak worden Bourgeois’ handen gezien als symbolen van afhankelijkheid. In werken waarin haar eigen handen samenkomen met die van haar assistent en vertrouwenspersoon Jerry Gorovoy – dertig jaar lang haar rechterhand in het atelier – is die betekenis goed herkenbaar. Ze tekende markante rode handen in 10 AM Is When You Come to Me (2006) en gaf de spanning tussen geven en nemen vorm in de bronzen sculptuur Give or Take (2002), waarin een open en een gesloten hand aan dezelfde arm verbonden zijn. 

Toen ik onlangs door enkele boeken over Bourgeois bladerde, viel mijn oog op enkele minder opvallende handen in haar werk. Deze handen worden niet gepresenteerd als losse entiteiten, maar maken deel uit van een lichaam. Al is het dan wel geen gewoon lichaam: op de plaats van de romp en het hoofd bevindt zit een soort huisje. Bourgeois tekende in de late jaren 1940 verschillende versies van Femme maison (1) (2) (3). Sommige versies zijn zonder handen, maar in andere zijn één, twee of zelfs drie handen te zien. Mijn eerste indruk was dat de handen zwaaien, en ik vroeg me af wat de boodschap achter die handeling kon zijn. Wat proberen deze bizarre naakte vrouwenlichamen met hun handen te vertellen?  

Bourgeois verklaarde in interviews dat ze haar angsten en trauma’s in haar kunst verwerkte. Haar oeuvre heeft een sterk autobiografische inslag. Het beeld van een naakte vrouw, opgesloten in een huis, roept – los van persoonlijke betekenissen – meestal negatieve associaties op: de verstikkende leefwereld van huisvrouwen in traditionele genderrollen, de muren die op je afkomen als je altijd thuis moet zitten, de afstompende huishoudelijke taken die geen ruimte laten voor creativiteit of intellectuele uitdagingen.  De uitgestrekte handen in Femme maison zouden als een roep om hulp begrepen kunnen worden, als een smeekbede voor contact met de buitenwereld – opnieuw een symbool van afhankelijkheid.  

Toch valt het me ook op dat enkele van die hybride lichamen – een kruising tussen vrouw en gebouw – tenminste de handen nog vrij hebben. Dat het hoofd en hart onzichtbaar blijven, kan onheilspellend lijken. Het ondersteunt de interpretatie dat de vrouwen inderdaad gevangenzitten en monddood zijn gemaakt. Maar dat hoeft niet absoluut te zijn, want handen zijn immers niet alleen bedoeld voor manuele arbeid in het huishouden. Veel kunstenaars vertellen in de HAUTLESMAINS-interviews dat hun handen hen helpen om na te denken omdat er een directe verbinding is tussen handen, hoofd en hart. Op die manier worden handen ook middelen tot artistieke zelfexpressie. Op dat moment worden ze symbolen van vrijheid en onafhankelijkheid. De ondoorgrondelijke Bourgeois geeft ons de vrije hand om verschillende interpretaties tegen elkaar af te wegen.